statistics belgium
>> Home > In de kijker

Census 2011 : woon-werkverplaatsingen

1. Inleiding

In deze analyse worden de woon-werkverplaatsingen van de werkende bevolking op 1 januari 2011 onder de loep genomen. De gegevens komen uit de Census 2011. De werkende bevolking wordt er gedefinieerd als alle werkzame personen die op Belgisch grondgebied wonen (inclusief asielzoekers).

De volks- en woningtelling veranderde in 2011 van naam en werd de "Census". Voor het eerst in de Belgische geschiedenis was die uitsluitend gebaseerd op de koppeling van administratieve databanken (zie Over de census).

Het Rijksregister van de natuurlijke personen is de databank die de ruggengraat van de Census vormt. Met het Rijksregister kan iedereen geïdentificeerd worden die op een bepaalde datum op het Belgisch grondgebied was, en kunnen demografische variabelen worden gemaakt. Dankzij het unieke nummer van het Rijksregister konden er de gegevens van het Datawarehouse van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid aan worden gekoppeld. Dit Datawarehouse bevat sociaaleconomische gegevens van verschillende instellingen zoals het RIZIV, het RSVZ, de RVA, de RVP en de RSZ. Met deze databank kan de beroepsbevolking worden geïdentificeerd en de status van de werkende bevolking worden achterhaald. Deze databank werd zelf verbonden aan de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) om de sector of bedrijfstak van de werkende bevolking te achterhalen. Mensen die in België wonen maar in het buitenland werken werden ten slotte geïdentificeerd met fiscale gegevens van de FOD Financiën.

De variabele "werkplaats" bevat de volgende mogelijkheden: "binnen de woongemeente", "buiten de woongemeente maar in het woonarrondissement", "buiten het woonarrondissement" en "in het buitenland".

Woon-werkverplaatsingen worden beschouwd als verplaatsingen die mensen uitvoeren tussen hun woonplaats en hun werkplaats, ongeacht of ze de gemeentegrenzen overschrijden. Termen als "pendelarbeid", "pendelritten" of "pendelbewegingen" worden gebruikt als mensen in een andere gemeente werken dan de gemeente waar ze wonen.

Een eerste punt in dit document behandelt de beperkingen en de interpretatie van de gegevens uit de Census 2011. Vervolgens begint de analyse van de woon-werkverplaatsingen met een korte beschrijving van de onderverdeling van de werkende bevolking, om vervolgens in te gaan op de werkende bevolking die niet buiten de woongemeente werkt. Omgekeerd tonen kaarten per provincie de pendelstromen. Ook pendelbewegingen naar het buitenland worden aangehaald. Tot slot rondt het migratiesaldo deze analyse af.

2. Beperkingen en interpretatie van de gegevens

De werkplaats komt steeds overeen met die van de hoofdactiviteit in het Datawarehouse van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (belangrijkheidscode 1).

De gegevens over de werkende bevolking op het nationale grondgebied komen uit drie bestanden: RSZ, RSZPPO en RSVZ. Voor de RSZ-gegevens is de gemeentecode van de werkplaats bekend. Het gaat om de effectieve werkplaats en niet om de zetel van de onderneming. Met de RSZPPO-gegevens kan worden bepaald voor welke lokale overheidsdienst iemand werkt en, op basis daarvan, in welke gemeente/provincie. Voor zelfstandigen (RSVZ-gegevens) is de situatie heel wat complexer en minder duidelijk. In dat bestand is de werkplaats niet bekend. Voor hen moet er dus worden nagegaan of ze mandataris zijn van een onderneming in de KBO, en wordt er voorrang gegeven aan zaakvoerders en oprichters. Als dat het geval is, wordt de KBO gebruikt om de werkplaats te bepalen. Als de persoon in kwestie niet in de KBO voorkomt, moet er worden nagegaan of er een onderneming gevestigd is op het adres van de woonplaats. Als dat het geval is, vormt dat adres de werkplaats.

Soms gebeurt het dat iemand volgens de KBO in meerdere vestigingen werkt. In dat geval wordt de werkplaats bepaald door de meest waarschijnlijke combinatie tussen de NACE-code en de RSVZ-beroepscode.

Als het niet mogelijk is om de werkplaats te bepalen (in enkele tienduizenden gevallen op meer dan vier miljoen), wordt de provincie van de werkplaats geïmputeerd door middel van een verplaatsingsmodel. Omwille van de betrouwbaarheid kan de imputatie niet gebeuren op een geografisch lager niveau.

Voor internationale ambtenaren worden de gegevens bepaald op basis van de databank van het Rijksregister en gegevens van de personenbelasting. Er kunnen nog verbeteringen worden aangebracht door de internationale instellingen te bevragen.

Mensen die in het buitenland werken, worden geïdentificeerd door middel van de personenbelasting. Het land waar ze werken is niet bekend. Er is wel informatie beschikbaar over het werk gedurende een jaar wanneer iemand in het buitenland werkt. Om te bepalen of iemand werk had op de dag van de census, werd er een 'kans op werk' berekend op basis van het ontvangen inkomen van werk gedurende een jaar.

Rekening houdend met de gebruikte definitie van de bevolking, de nieuwe methodologie en de definities opgelegd door de Europese verordening, is het bijzonder moeilijk om te vergelijken met vorige volkstellingen of met andere jaarlijkse statistieken of enquêtes die de Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium publiceert.

3. Werkplaats van de werkende bevolking

3.1. Algemeen

Onderverdeling van de werkende bevolking

Figuur 1 : Onderverdeling van de werkende bevolking

Het aantal mensen dat op 1 januari 2011 in België woonde en werk had, de werkende bevolking, bedroeg 4.432.971, waarvan ongeveer 2% in het buitenland werkte. Van de bevolking die in België werkte en waarvan de werkgemeente bekend is, wordt 65% beschouwd als pendelaar (hun werkgemeente verschilt van hun woongemeente). Ongeveer 43% van de pendelaars gaat niet buiten het woonarrondissement werken.

Voor 56.467 mensen, of 1,3% van de bevolking die in België werkt, is de werkprovincie bekend, maar de werkgemeente niet.

In alle hiernavolgende analyses wordt er alleen rekening gehouden met de werkende bevolking van wie de werkgemeente bekend is.

3.2. Werkende bevolking die in de woongemeente werkt

Eerst moet er worden verduidelijkt dat het momenteel niet mogelijk is om de bevolking die thuis werkt te onderscheiden van de bevolking die wel in de woongemeente werkt, maar niet thuis.

De kaart hierboven geeft het aandeel van de werkende bevolking weer dat werkt en woont in dezelfde gemeente. De oppervlakte van de gemeente beïnvloedt uiteraard het cijfer: hoe kleiner de gemeente, des te groter de kans dat iemand buiten de woongemeente gaat werken.

Met een aanzienlijker en diverser jobaanbod bevindt het grootste aandeel zich vanzelfsprekend in en rond de grote steden. Het aandeel bedraagt ongeveer 63% in Brugge, 62% in Antwerpen en 60% in Gent. Buiten deze eerste drie plaatsen voor Vlaamse steden, zijn er in Waalse steden ook veel mensen die in hun woongemeente werken. In Wallonië neemt Doornik de eerste plaats in, met een cijfer dat vergelijkbaar is met dat van Gent (60%), gevolgd door Eupen (58%). Dat is een hoger cijfer dan dat van grote Waalse steden zoals Charleroi (56,5%), Namen (56%), Luik (54,5%) en Bergen (49%).

Aan de andere kant van het spectrum zien gemeenten als Berloz of Beyne-Heusay in de provincie Luik respectievelijk 89% en 87% van hun bevolking in een andere gemeente werken. Deze hoge percentages kunnen worden verklaard door de nabijheid van aantrekkelijke gemeenten: Borgworm voor Berloz en Luik voor Beyne-Heusay.

In het uiterste zuiden van de provincie Luxemburg gaat eveneens een groot deel van de bevolking buiten zijn gemeente werken, vooral in het Groothertogdom Luxemburg (cf. 3.4). In het noorden van het land merken de gemeenten Niel en Schelle ook de invloed van een nabije grote stad: Antwerpen. Er werkt slechts respectievelijk 13% en 14% van de bevolking in dezelfde gemeenten.

Algemeen kan op deze kaart ook worden gezien dat de gemeenten in Oost-Vlaanderen een groot aandeel van de werkende bevolking kennen dat in dezelfde gemeente woont en werkt, maar dat de cijfers in het centrum van het land minder hoog liggen.

3.3. Verplaatsingen tussen provincies

Na de analyse van de werkende bevolking die in dezelfde gemeente woont en werkt, worden nu de verplaatsingen tussen de provincies van naderbij bekeken. Om de leesbaarheid te bevorderen werd er één kaart per provincie uitgewerkt.

3.3.1. Woon-werkverplaatsingen van en naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest trekt pendelaars van alle provincies aan, maar vooral inwoners van de provincie Vlaams-Brabant (ongeveer 130.000), Oost-Vlaanderen (ongeveer 60.000) en Henegouwen (ongeveer 51.000).

Per 100 mensen die werken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wonen meer dan 43 mensen er ook, komen er 18 uit Vlaams-Brabant en respectievelijk 9 en 7 uit Oost-Vlaanderen en Henegouwen.

De aantrekkingskracht van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest speelt een zeer kleine rol in de provincie Luxemburg, waar slechts iets meer dan 2.700 mensen de provincie verlaten om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te gaan werken. Werkende mensen uit deze provincie hebben echter eerder de neiging om de Belgisch-Luxemburgse grens over te steken om te gaan werken (zie hoofdstuk over woon-werkverplaatsingen naar het buitenland).

Daarnaast verlaten meer dan 66.700 inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hun gewest om in andere provincies te gaan werken, voornamelijk in Vlaams- en Waals-Brabant.

3.3.2. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie West-Vlaanderen

De provincie West-Vlaanderen wordt gekenmerkt door een zeer klein aandeel van de werkende bevolking dat in een andere provincie werkt: ongeveer 15%. Dat cijfer is het laagst van alle Belgische provincies. De grote meerderheid van de mensen die buiten hun woonprovincie werken, gaan naar Oost-Vlaanderen voor hun beroep (iets minder dan 30.000 mensen). Iets meer dan 16.000 mensen pendelen naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Daarnaast komen meer dan 25.500 inwoners van Oost-Vlaanderen werken in West-Vlaanderen. Het gaat om de belangrijkste instroom, aangezien de stromen vanuit andere provincies minder dan 7.000 pendelaars tellen.

3.3.3. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie Oost-Vlaanderen

Bijna 30% van de inwoners van Oost-Vlaanderen gaat in een andere provincie werken. Meer dan 60.000 mensen werken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het gaat hier om de belangrijkste uitstroom. Inwoners van Oost-Vlaanderen gaan ook in de provincie Antwerpen werken (meer dan 48.000 mensen). Er zijn in mindere mate ook andere uitstroombewegingen naar de andere provincies.

Daarnaast komen bijna 30.000 mensen in Oost-Vlaanderen werken die in West-Vlaanderen wonen, naast ongeveer 21.000 inwoners van de provincie Antwerpen.

3.3.4. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie Antwerpen

36.000 mensen verlaten de provincie Antwerpen om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of in Vlaams-Brabant te gaan werken. Het zijn de twee belangrijkste uitstroombewegingen voor deze provincie.

Van de werkende bevolking die in de provincie Antwerpen werkt (meer dan 752.000 mensen) woont meer dan 82% in de provincie zelf, komt 6% uit Oost-Vlaanderen en 5% uit Vlaams-Brabant.

In aantallen (meer dan 36.000 mensen) zijn er bijna even veel inwoners van de provincie Antwerpen die in Vlaams-Brabant gaan werken als inwoners van Vlaams-Brabant die in de provincie Antwerpen gaan werken: het saldo van deze stroom tussen provincies is bijna nul, maar de intensiteit is hoog.

3.3.5. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie Limburg

In Limburg gaat bijna 24% van de werkende bevolking in een andere provincie werken: bijna 22.000 inwoners werken in de provincie Antwerpen en bijna 20.000 in Vlaams-Brabant.

Inwoners van andere provincies komen eveneens in Limburg werken. Het gaat vooral om inwoners van de twee Vlaamse buurprovincies: Antwerpen en Vlaams-Brabant (iets meer dan 12.000 mensen in elke provincie).

3.3.6. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie Vlaams-Brabant

45% van de werkende bevolking die in Vlaams-Brabant woont, werkt in een andere provincie. De belangrijkste uitstroombeweging is die naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: bijna 130.000 pendelaars uit Vlaams-Brabant gaan er werken.

In mindere mate pendelen er ook inwoners van Vlaams-Brabant naar de provincie Antwerpen voor hun werk (ongeveer 36.000).

Omgekeerd werken er inwoners van de provincie Oost-Vlaanderen (30.000 mensen), Antwerpen (36.000) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (29.000) in Vlaams-Brabant.

3.3.7. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie Waals-Brabant

Ongeveer één op twee werkende inwoners van Waals-Brabant werkt in zijn eigen provincie, ofwel bijna 80.000 mensen. Meer dan 47.000 mensen werken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De andere uitstroombewegingen naar de andere provincies liggen duidelijk onder de 10.000 mensen.

Ook de omgekeerde beweging is merkbaar: ongeveer 22.000 inwoners van Henegouwen en 12.000 inwoners van de provincie Namen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werken in Waals-Brabant.

3.3.8. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie Henegouwen

Meer dan 50.000 inwoners uit Henegouwen werken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ongeveer 11% van de werkende bevolking die in deze provincie woont. Bijna 22.000 inwoners werken in Waals-Brabant en 13.000 inwoners werken in de provincie Namen.

De hoogste instroom in de provincie Henegouwen komt van de provincie Namen: bijna 20.000 mensen steken de provinciegrens over.

3.3.9. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie Namen

Ongeveer 40% van de inwoners van de provincie Namen werkt buiten de provincie. Ze gaan hoofdzakelijk werken in de provincie Henegouwen, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of in de provincie Waals-Brabant, met respectievelijk 19.000, 18.000 en 11.000 mensen.

Omgekeerd zijn er ongeveer 13.000 inwoners van Henegouwen en 10.000 inwoners van de provincie Luik die in de provincie Namen werken.

3.3.10. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie Luik

Bijna 82% van de werkende bevolking van de provincie Luik werkt er ook. Van de 18% die de provincie verlaat om ergens anders te gaan werken, gaan iets meer dan 20.000 mensen naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en 10.000 mensen naar de provincie Namen.

Er werken ook inwoners van andere provincies in de provincie Luik. De belangrijkste instroom komt van de provincie Namen, met meer dan 6.000 mensen, en Henegouwen, met ongeveer 5.000 pendelaars.

3.3.11. Woon-werkverplaatsingen van en naar de provincie Luxembourg

De provincie Luxemburg wordt gekenmerkt door een laag aantal pendelaars van en naar andere provincies. Hoewel meer dan 37% van de werkende bevolking buiten de provincie werkt, is dat hoofdzakelijk in het nabije Groothertogdom Luxemburg (zie hoofdstuk over verplaatsingen naar het buitenland).

3.4. Woon-werkverplaatsingen naar het buitenland

Zoals eerder vermeld, werkt 2% van de werkende bevolking (ongeveer 92.296 mensen) in het buitenland. De kaarten geven de verhouding weer van het aantal uitgaande grensarbeiders ten opzichte van de werkende bevolking die in de gemeente of het arrondissement woont.

De belangrijkste uitstroom naar het buitenland werd genoteerd in de grensarrondissementen met Nederland, Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg, en in mindere mate Frankrijk.

Door de nabijheid van het Groothertogdom laten de arrondissementen Aarlen (54%) en Virton (31%) de hoogste percentages optekenen qua werkende bevolking die in het buitenland werkt. In de gemeenten Messancy en Aubange werken meer bepaald bijna 6 mensen op 10 in het buitenland. In de gemeenten Attert, Martelange, Raeren en Aarlen steekt ongeveer één op twee de grens over om te gaan werken.

In Vlaanderen scoort Baarle-Hertog, een enclave op Nederlands grondgebied, het hoogst, met 44% grensarbeiders.

Tabel 1: Uitgaande grensarbeiders

Gemeente Werkende bevolking Aantal uitgaande grensarbeiders Percentage uitgaande grensarbeiders ten opzichte van de werkende bevolking die in de gemeente woont
Messancy 3.272 1.987 60,73%
Aubange 5.716 3.334 58,33%
Attert 2.162 1.198 55,41%
Martelange 639 333 52,11%
Raeren 4.452 2.279 51,19%
Aarlen 11.155 5.633 50,50%
Musson 1.689 795 47,07%
Saint-Léger 1.361 614 45,11%
Baerle-Hertog 1.085 478 44,06%
Burg Reuland 1.770 768 43,39%

3.5. Pendelsaldo op gemeentelijk niveau

Het pendelsaldo wordt verkregen door van het aantal mensen dat in de gemeente komt werken het aantal mensen dat de gemeente verlaat om ergens anders te gaan werken af te trekken. Een positief saldo betekent dat het aantal mensen dat de gemeente binnenkomt hoger ligt dan het aantal mensen dat de gemeente verlaat. De gemeente kan dan worden beschouwd als een aantrekkelijke gemeente qua werk. Omgekeerd geldt dat wanneer het saldo negatief is, de residentiële functie van de gemeente overheerst. Met een aanzienlijk en divers jobaanbod is het niet verrassend dat de grote steden een sterk positief saldo laten optekenen.

Toch moet worden gezegd dat het saldo geen indicatie is voor de pendelintensiteit: een saldo dat bijna nul is, betekent niet noodzakelijk dat er in de gemeente geen pendelaars zijn. Een nulsaldo kan namelijk ook het resultaat zijn van een sterke instroom én uitstroom.

Opmerking: Bij de berekening van het saldo is er statistische vertekening mogelijk. Uitgaande grensarbeiders worden bij de schatting van de uitstroom van de gemeente meegerekend, terwijl grensarbeiders uit het buitenland niet bij de instroom worden meegerekend.

Tabel 2: Gemeenten met een sterk positief of negatief pendelsaldo

Hoogste positieve pendelsaldo's
Brussel 182.621
Antwerpen 82.749
Gent 56.136
Luik 41.851
Leuven 29.814
Zaventem 29.609
Charleroi 26.408
Namen 22.049
Anderlecht 21.353
Hasselt 19.858
Hoogste negatieve pendelsaldo's
Geraardsbergen -6.652
Zemst -6.481
Scherpenheuvel-Zichem -6.200
Evergem -6.157
Sint-Pieters-Leeuw -5.876
Haaltert -5.713
Nijlen -5.676
Ninove -5.664
Denderleeuw -5.563
Brecht -5.553

Algemeen genomen laat van de 589 Belgische gemeenten meer dan 82% (486 gemeenten) een negatief pendelsaldo optekenen, tegenover 18% met een positief pendelsaldo.

De gemeente Brussel voert de ranglijst van gemeenten met een sterk positief pendelsaldo aan: met 210.120 binnenkomende pendelaars tegenover 27.499 uitgaande, overstijgt het pendelsaldo 182.000 mensen.

In diezelfde ranglijst komen eveneens grote steden als Antwerpen, Gent, Luik, Leuven en ook Zaventem voor, waar de luchthaven voor werk zorgt.

Aan de andere kant van het spectrum laat de gemeente Geraardsbergen een negatief saldo van meer dan 6.600 pendelaars optekenen. Ook gemeenten als Zemst, Scherpenheuvel-Zichem en Sint-Pieters-Leeuw, die niet ver van de grote kernen Brussel-Zaventem en Leuven liggen, en die relatief goed ontsloten zijn door autowegen en spoorwegen, zien aanzienlijk meer inwoners buiten hun grondgebied werken dan omgekeerd. Evergem merkt eveneens de invloed van grote buurgemeente Gent. Deze gemeenten met een negatief saldo kunnen worden beschouwd als gemeenten met een hoofdzakelijk residentiële functie.

Zoals eerder vermeld, betekent een laag pendelsaldo niet noodzakelijk dat er geen of weinig in- en uitgaande bewegingen zijn in de gemeente. Zo verlaten in Vorst, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 13.554 pendelaars de gemeente om ergens anders te gaan werken, terwijl er 13.558 pendelaars in de gemeente werken. Die stromen zijn niet te verwaarlozen, maar het saldo bedraagt slechts 4.

4. Gegevens

download

Census 2011 - Mobiliteit

  • Werkende bevolking volgens geslacht, verblijfplaats en plaats van tewerkstelling
  • Loontrekkenden volgens geslacht, verblijfplaats en plaats van tewerkstelling
  • Zelfstandigen volgens geslacht, verblijfplaats en plaats van tewerkstelling
  • Werkende bevolking naar plaats van tewerkstelling, geslacht en hoogste diploma met succes behaald (gedetailleerd niveau)
Copyright © 2015 Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium